Culture.
Previous
Next
 
Home

Date of issue: 18th of March 1978.

OBC/COB numbers: 1893-1896

 

Created by: Oscar Bonnevalle/paul Deweerdt/ Constant Spinoy/ Charles Leclercqz

Perforation: 11 1/2
Size: 24 mm x 35 mm
Composition of the sheets: 30
Printing Process: Combined Steel and Screendeepprint ;
Number of plates: 1893/1894 1-2-3-4-5-6 ;1895/1896 1-2-3-4
Printing Run: 1893 - 859.976ex ; 1894 - 880.531ex ; 1895 - 855.422ex ; 1896 - 853.955ex ;
Paper: PF ( see paper Types )

1893 - 6F+3F - Brussels Street singer
1894 - 6F+3F - Royal Shots
1895 - 8F+4F - Karel van de Woestijne
1896 - 10F+5F -Don juan of Austria

INFO

Vlamingen in Brussel en daarbuiten vierden tijdens de maand september 1977 het honderdjarig bestaan van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg Het ontstaan en de groei van een cultuurbedrijf zoals de Koninklijke Vlaamse Schouwburg lijkt eigenlijk een klein mirakel. De Koninklijke Vlaamse Schouwburg is gegroeid uit het liefhebberstoneel en gestoeld op de drang om, naast de Franstalige theaters in een stad, waar omstreeks de helft van de vorige eeuw tenslotte nog steeds tachtig ten honderd Vlaamstaligen woonden, een evenwaardig Nederlandstalig theater te creëren. Dat de geboorte van een "Vlaamse Schouwburg" te Brussel eerder moeizaam verliep en vaak met bewogen momenten gepaard ging, hoeft ons niet te verwonderen. Het theater is er uiteindelijk gekomen onder druk van de welgestelde Brusselse Vlamingen die het cijnskiesrecht genoten en politiek gezien een doorslaggevende factor waren bij de verkiezingen van 1873. De Koninklijke Vlaamse Schouwburg staat als symbool voor een brol geschiedenis van de Vlaamse ontvoogding, van de strijd voor even waardige behandeling van de beide cultuurgemeenschappen in dit land. Bij de opening van de Vlaamse Schouwburg in het vroegere wapen arsenaal aan de Lakensestraat, hield Koning Leopold II, voor het eerst een Nederlandstalige toespraak. Dit betekende voor de Vlaamse Brusselaars een officiële erkenning. En ook nu nog speelt de Koninklijke Vlaamse Schouwburg een belang rijke rol, als bolwerk van Vlaamse aanwezigheid in de hoofdstad.

Sinds 1579 deelt de "Compagnie Royale des Anciens Arquebusier: de Visé" de goede en slechte dagen van Wezet, een van de tweeëntwintig steden van het Prinsbisdom Luik. In die tijd, toen oorlog en pest er niet in geslaagd waren haar bewoner: te ontmoedigen, wilden enkele mannen de veiligheid van de stad waar borgen. De jonge Gilde die alzo tot stand kwam werd gesteund door de overheid van Wezet, vooraleer ze erkend werd door de Prins-bisschop Gerard van Groesbeek. De statutaire verplichting die de leden hadden om regelmatig te oefenen maakte van hen echte « burgerssoldaten » Toen de stad opnieuw bloeide, bloeide de Gilde met haar mee. Na vier eeuwen eerbiedigen de "Arquebusiers" nog steeds ten volle hun oude statuten. Door verscheidene bezetters werd de vereniging af geschaft of verboden; dan leefde ze ondergronds om haar traditie, onaangetast te behouden. De trouw waarmede de afstammelingen van oude plaatselijke families de eed afleggen is een waarborg voor de naleving van de voorvaderlijke gebruiken. Het wapenschild van de Gentis, die onder andere een koning aan de Gilde schonken, werd door deze overgenomen en kan als volg worden beschreven: "Deel 1 van zilver met wildeman in natuurlijke kleur, gekleed en gekroond van sinopel, hij houdt in zijn rechterhand een knots rustend op zijn schouder en in zijn linkerhand een schild van zilver; deel 2 van azuur met negen schijven van goud". Dit schild werd op de zijden vlaggen geborduurd, in het metaal ge slagen en ook in de gevel van de "Renaissance" gebeiteld. Want na geruime tijd gebruik gemaakt te hebben van een kwartier in het stadhuis, heeft het broederschap besloten te vergaderen in een eigen lokaal. Aldus herbergt de "Renaissance" slnds meer dan een eeuw de "Arquebusiers" en hun rijk gevuld museum, De wapenrekken et de verzamelingen getuigen van het bewogen verleden van Wezet en zijn haakbusschutters. Het archief herinnert eveneens aan de feesten die twee keer per jaar plaatsvinden. Bij deze gelegenheid defileren de leden in groot ornaat achter hun standaards, waarvan de "drapeau des Dames" een van de oudste emblemen is.

Karel van de Woestijne wordt samen met Guido Gezelle en Paul var Ostaijen gerekend tot de drie grootste Vlaamse dichters van de nieuwe tijd. Geboren te Gent op 10 maart 1878 debuteerde hij In 1891 als dertien jarige met het gedicht "November" in het tijdschrift "Land en Volk". Vanaf 1896 werkte hij mee aan het prestigieuze avant-gardetijdschrift "Van Nu en Straks". Zijn eerste dichtbundel "Het vaderhuis" gaf hij uit in 1903; een datum in de Nederlandse letterkunde. Het boek, gedrukt op de handpers van Jules de Praetere, in een oplage van 120 genummerde exemplaren, is thans een bibliofiele zeldzaamheid. Intussen was de dichter om gezondheidsredenen verhuisd naar Slnt-Martens-Latem, een toen nog idyllisch dorpje aan de Leie, waar ook reeds zijn Gentse vrienden Jules de Praetere en Georges Minne verbleven, Samen met de geboren Latemnaar Albijn van den Abeele vormden zij de kern van de eerste Latemse groep van schilders, waar toe ook Valerius de Saedeleer en Karels broer, Gustave, behoorden. In 1904 trouwt Karel te Gent met Marlette van Hende. Een jaar later in 1905, verschijnt zijn tweede dichtbundel "De boomgaard der vogelen en der vruchten" en hetzelfde jaar wordt zijn zoon Paul geboren; de latere hoogleraar in de Latljnse taal en letterkunde te Gent. Vanaf 1906 is Karel van de Woestijne als correspondent verbonden aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant; hij gaat daarvoor naar Brussel wonen. In 1910 verschijnt zijn bundel "De gulden schaduw". Intussen is ook proza van hem in boekvorm verschenen, o.m. een vertaling van de Ilias van Homeros. In 1911 wordt hij commies bij het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten. In 1919 wordt hij verkozen tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde en in 1920 aangesteld tot docent in de Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Gent. Hij verhuist eerst naar Oostende en vervolgens naar Zwijnaarde. In deze periode verschijnt zijn grote poëtische trilogie "De modderen man" (1920), "God aan Zee" (1926) en "Het bergmeer" (1928). Verscheidene prozawerken, waaronder de beroemde novelle "De boer die sterft" , ronden zijn oeuvre af. Op 24 augustus 1929 overlijdt hij te Zwijnaarde, met op zijn lippen de woorden: "Ik lig hier gesloten als een sonnet van Mallarmé". De postzegel geeft het portret weer van de kunstenaar, zoals het getekend werd door zijn broer Gustave van de Woestijne.

Wij schrijven 1576. Als absoluut vorst wil Philips II, Koning van Spanje en van de Nederlanden, regeren zonder overleg met de waardigheidsbekleders van de Zeventien Provinciën. Tevens wil hij de katholieke eenheid In stand houden door de Inquisitie, de plakkaten en massale terechtstellingen. Na de Pacificatie van Gent, ondertekend op 8 november 1576, waarbij de Zeventien Provinciën besloten aaneen te sluiten om tegen het koninklijk absolutisme en de aanwezigheid van Spaanse troepen in de Nederlanden te strijden, stuurt Philips II zijn halfbroer, Don Juan, naar hier om met de opstandelingen te onderhandelen. Spanje voert oorlog met Frankrijk. Don Juan, de held van Lepanto, trekt door Frankrijk met geverfde haren en baard, vermomd als lakei van Octavia Gonzegua. Einde 1576 komt hij aan te Luxemburg. Onmiddellijk beginnen de onderhandelingen. De Afgevaardigden van de Raad van State en van de Staten-Generaal reizen gedurende zes dagen over en weer tussen Brussel en Luxemburg. Onderweg houden zij halt te Namen, Marche, Bastenaken, Martelange en Aarlen. Om de afstanden tijdens die zeer moeilijke onderhandelingen in te korten, stemt Don Juan er in toe naar Marche-en-Famenne te komen, terwijl zijn gesprekspartners te Namen hun intrek nemen. Op 9 januari 1577 beslissen de afgevaardigden van de Provincies, door de Unie van Brussel, alles In het werk te stellen om de Pacificatie van Gent ten uitvoer te brengen. Uiteindelijk, op 12 februari 1577, aanvaardt Spanje de bepalingen van de Pacificatie van Gent, behalve het artikel over de protestantse godsdienst. Het zogeheten "Eeuwig Edict" zal nog dezelfde dag door Don Juan te Marche-en-Famenne worden ondertekend. De overeenkomst bepaalt dat de Spaanse troepen worden teruggetrokken, dat Don Juan als Gouverneur van de Nederlanden wordt erkend en dat de privileges van de Zeventien Provinciën werden bevestigd. Op 12 mei 1577 doet Don Juan zijn plechtige intrede te Brussel. Hij ondervindt er grote moeilijkheden om zijn gezag te vestigen en voelt er zich onveilig. Op 24 juli, onder voorwendsel de militaire eer te bewijzen aan Margaretha de Valols, roept hij de Spaanse troepen terug. Die daad leidt tot de verbreking van het "Eeuwig en onherroepelijk edict" dat slechts van korte duur was: vijf maanden en twaalf dagen. Door iedereen verlaten sterft de held van Lepanto op 1 oktober 1578 te Bouge, aan de gevolgen van de pest. Hij Is nauwelijks 31 jaar oud.

.

.

.

.

.

.