Youth Philately.
Previous
Next
 
Home

Date of issue: 2th of October 1976.

OBC/COB numbers: 1827

Created by: Oscar Bonnevalle / Paul Verheyden

Perforation: 11 1/2
Size: 24 mm x 35 mm
Composition of the sheets: 30
Printing Process: Steeldeepprint
Number of plates: 1-2-3-4
Printing Run: 2.500.000ex
Paper: PF ( see paper Types )

1824 - 10F - Willem van Nassau


INFO

In oktober en november 1576 waren de blikken van alle inwoners der Zeventien Nederlandse Provinciën hoopvol op Gent gericht. Men was er zich van bewust dat er hier in het stadhuis beslissingen werden genegotieerd die een grauw kapittel in 's lands geschiedenis moesten afsluiter De Pacificatie van Gent was het voorlopig eindpunt van een lange ontwikkeling in de Nederlandse gewesten, die kort na de troonsafstand van Karel V al was ingezet onder zijn opvolger Filips II zorgden de politieke ontevredenheid, de kracht van het opkomend protestantisme en de dreiging van een nakend einde van de economische welvaart voor een algemene malaise, die uitliep op de Beeldenstorm van 1566. De rigoureuze reactie van de geduchte hertog van Alva vermocht slechts tijdelijk de rust te doen weerkeren, en bracht op de duur opnieuw een klimaat van gevaarlijke spanning teweeg. Vanaf 1572 slaagden de geuzen erin Holland en Zeeland in hun mach te krijgen. Onder de leiding van Willem van Oranje konden de opstandelingen zich in de beide provincies blijvend handhaven. Na vier jaar burgeroorlog in de Nederlanden begon oorlogsmoeheid alom te heersen, althans bij al wie niet zo fanatiek was om geen andere uitkomst te zien dan de volledige zegepraal van zijn geloof. Van verscheidene zijden zon men op middelen om een einde te maken aan het vele leed en de ellende die de vijandelijkheden met zich meebrachten. Een unieke kans deed zich voor in het voorjaar van 1576, toen de Spaanse landvoogd plotseling gestorven was en er dus een regerings-vacuüm ontstond. De Staten-Generaal, de vergadering van de standenvertegenwoordigingen van alle nog Spaansgetrouwe gewesten, trok de leiding van het landsbestuur aan zich, en zocht contacten met de opstandige provincies Holland en Zee!and en met de prins van Oranje. Het gevaar van de muitende Spaanse troepen zetten er de beide partijen toe aan de onderhandelingen aan zo weinig mogelijk voorafgaande voorwaarden te binden. De twee delegaties zetten op 19 oktober 1576 de vredesbesprekingen in op het Gentse stadhuis en bereikten reeds tien dagen later een volledige overeenstemming. Nog voor ze de verschrikkelijke tijding hadden ontvangen van het uitbreken van de Spaanse Furie te Antwerpen (4 november) hadden zowel de Staten-Generaal als het wettelijk regeringslichaam, de Raad van State, in Brussel hun goedkeuring gehecht aan het akkoord. De plechtige ondertekening ervan had plaats op het Gentse stadhuis op 8 november 1576. Holland en Zeeland aan de ene kant en de overige Nederlandse gewesten aan de andere kant herstelden door de Pacificatie de onderlinge vrede en vriendschap. Zij beloofden elkaar wederzijdse hulp en bijstand om de vreemde troepen te verdrijven. Alle ballingen van beide zijden mochten naar hun woonplaatsen terugkeren en zouden in het bezit van hun in beslag genomen goederen worden hersteld. Het vrije verkeer van personen en goederen in alle Zeventien Provinciën werd gewaarborgd. In godsdienstig opzicht zou de toestand blijven zoals hij was: Holland en Zeeland bleven gereformeerd, de andere gewesten katholiek. Deze regeling was echter provisioneel. Zodra de muitende troepen verdreven waren en de vrede en rust in het land hersteld waren, zou er een vrije vergadering der Staten-Generaal bijeenkomen, die een definitieve beslissing zou nemen in godsdienstzaken. De burgeroorlog was ten einde en de eendrachtigheid tussen alle Nederlandse gewesten was hersteld. Toch bleek al spoedig hoe broos en wankel het compromis wel was. Zowel de nog niet geregelde godsdienstkwestie als het probleem van de loyaliteit tegenover de koning werkten als splijtzwammen in de nog prille vorming van het "gemenebest" der Zeventien Provinciën. Een veelheid van persoonlijke, zakelijke en principiële tegenstellingen, in grillige wisselwerking, was uiteindelijk sterker dan het verlangen naar staatkundige integratie en onafhankelijkheid.

.

.

.

.

.